België engageerde zich om te rapporteren over de stand van zaken van de uitvoering van de Agenda 2030 met de 17 duurzame ontwikkelingsdoelstellingen tijdens het High Level Political Forum (HLPF) in juli 2017. Deze rapportage mag geen inventarisatie zijn, maar moet meteen voldoende realistische elementen omvatten: waar staat België nu en waar moet het beter? Als middenveld doen we 10 voorstellen om het kompas in de goede richting te zetten*.
1. Een holistische aanpak
Vertrekkend van de visie van Agenda 2030 en vooral de fundamentele basisbeginselen van deze agenda heeft België de taak om duurzame samenlevingen te bevorderen. De voorgestelde maatregelen moeten een rechtenaanpak, universaliteit en de intergenerationele solidariteit respecteren. Dit betekent een model uitwerken dat uitgaat van de samenhang van de drie dimensies van duurzame ontwikkeling: een economie die ten dienste staat van sociale objectieven, rekening houdende met de grenzen van de planeet.
2. Transformatief
Business as usual is niet langer een optie. De politieke wil moet er zijn om het beleid om te gooien in functie van lange termijn oplossingen. Vaak is het aantrekkelijker om op korte termijn winst te halen (cfr. discussies grondstoffenverbruik of klimaatontkenning). Opdat de genomen maatregelen in België ook effectief bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen waar ook ter wereld, moet ons land haar internationale verplichtingen respecteren, maar ook prioriteit geven aan de deze duurzame ontwikkelingsdoelstellingen die voor België het meest “transformatief” zijn .
3. Een evenwicht tussen intern en extern beleid
De Agenda 2030 is een erkenning dat elk land voor dezelfde uitdagingen staat en dat zowel het nationale als internationale beleid in functie van deze gemeenschappelijke agenda moet staan. Het houdt echter ook het risico in dat de SDG’s alle landen – ook de rijke – voorstelt als ontwikkelingslanden en zou kunnen zorgen dat rijke landen zich gaan focussen op hun eigen duurzame ontwikkeling, zich afkerend van problemen in de rest van de wereld. België mag niet in die val trappen. We merken dat ontwikkelingslanden systematisch harder getroffen worden door de globale uitdagingen. Zo hebben de toenemende extreme weersomstandigheden een ontwrichtend effect op de voedselproductie, verslechteren ze toegang tot geschikt water en belemmeren ze levensnoodzakelijke dienstverlening zoals gezondheidszorg. Het is daarom cruciaal dat de externe dimensie ook een plaats krijgt in de uitvoering van de Agenda en in de rapportering specifiek.
4. Een coherent beleid voor duurzame ontwikkeling
Elke politieke beslissing moet doordrongen zijn van het fundamentele principe van “do no harm”. Elke maatregel moet bovendien bijdragen aan de realisatie van de duurzame ontwikkelingsdoelen, rekening houdend met de linken die te maken zijn tussen de verschillende doelstellingen en gericht op de mondiale uitdagingen. Coherentie mechanismen zullen maar efficiënt zijn wanneer er daadwerkelijk politieke wil is. Om Agenda 2030 te kunnen realiseren is het noodzakelijk na te gaan in welke mate er sprake is van een coherent beleid voor duurzame ontwikkeling. Cruciaal daarbij is de integratie van de ontwikkelingsdoelstellingen en de principes van Agenda 2030 in een proces van analyse van de impact van de regelgeving op duurzame ontwikkeling (en dus een hervorming van het RIA proces) en dit op het interfederale niveau.
5. Ongelijkheid aanpakken
Voor het wegwerken van ongelijkheid vragen wij de Belgische overheid werk te maken van een eerlijke verdeling van, en gelijke toegang tot, middelen, kansen en inspraak. Herverdeling van middelen gaat hand in hand met de herverdeling van macht (democratische inspraak van mensen in besluitvorming). Hiertoe vragen wij dat de overheid het juiste mechanismen om ongelijkheid weg te werken in alle sectoren introduceert en opvolgt (bv. gelijke toegang tot onderwijs, gezondheidszorg, waardig werk inbegrepen sociale bescherming, loonbeleid, gelijk loon voor gelijkwaardig werk, progressieve belastingen, inspraak ruimte…enz.). En dit voor alle groepen in onze samenleving: vrouwen, mannen, jongeren, migranten, personen met een beperking, … ongeacht hun gender, leeftijd, afkomst of woonplaats. Zonder politieke maatregelen, beleid of mechanismen voor rechtvaardige herverdeling haalt enkel een kleine groep voordeel uit een toegenomen economische groei.
6. Genderdimensie
Gendergelijkheid en duurzame ontwikkeling veronderstellen elkaar. De genderdimensie van Agenda 2030 is veel ruimer dan enkel het uitvoeren van doelstelling vijf. In iedere doelstelling moet rekening gehouden worden met gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes. Een doorgevoerde genderanalyse van de implementatie van de SDG’s, in nauwe samenwerking met de betrokken stakeholders, is nodig. In deze analyse en vooral ook in het aanreiken van oplossingen en strategieën moet rekening gehouden worden met de aanbevelingen van de VN Commissie Status van de Vrouw.
7. Samenwerking
Betrek alle verschillende actoren van de civiele samenleving (niet-gouvernementele organisaties, vakbonden, academici, media, …) op de realisatie van de 2030 Agenda. Biedt hen de mogelijkheden om hun rol als ‘watchdog’ te vervullen. Dit vraagt een vlotte doorstroom van informatie, openheid en communicatie. Optimaliseer de uitwisseling en samenwerking tussen de verschillende (regionale) regeringen, ministeries, administraties en parlementen van België. Maar bovenal zorg voor gedragen maatregelen om diepe verandering te garanderen. België moet dit jaar gebruiken om SDG zichtbaar te maken, ook voor het brede publiek.
8. De middelen mogen niet achterblijven
De internationale financiële architectuur kent een aantal grote obstakels: belastingontwijking, subsidies aan fossiele brandstoffen en niet duurzame industrieën, gebrek aan institutionele democratie, het niet respecteren van internationale engagementen zoals de bijdrage aan de officiële ontwikkelingshulp etc. De VN schatten de extra kost voor de realisatie van Agenda 2030 op 2500 miljard dollar. Naast de beperkte engagementen genomen tijdens de conferentie van Addis Abeba, is er nood aan reële wil om financiering te mobiliseren. Fiscale hervormingen zouden moeten gerealiseerd worden in alle landen, te beginnen bij België. We roepen de Belgische regering ook op om weer het groeipad naar de 0,7 procent van het BNP ten gunste van de ontwikkelingshulp in te zetten, en om de impact te minimaliseren van de Belgisch budgettaire beperkingen op de solidariteit met de bevolking van ontwikkelingslanden.
9. Geschikte indicatoren
België moet eigen indicatoren aannemen en ontwikkelen om de implementatie van Agenda 2030 te kunnen opvolgen en evalueren. De globale VN indicatoren, de al bestaande indicatoren voor duurzame ontwikkeling en de indicatoren om welvaart buiten BNP te meten, kunnen dit proces inspireren. De eerste aanzet van evaluatie van het Plan Bureau is onvoldoende. Er worden te veel zaken buiten beschouwing gelaten, niet in het minst de inspanningen naar andere landen toe. Bovendien moeten voor alle persoonsgebonden materies deze aangevuld worden met genderindicatoren en/of naar sekse opgesplitste gegevens, alsook het effect op de jeugd. Daarnaast is een kwalitatieve evaluatie nodig. Deze moet uitgaan van overleg en participatie van de civiele organisaties en van democratische betrokkenheid van de parlementen.
10. Het rapport als het vertrekpunt voor de komende 15 jaar
De National Voluntary Review 2017 moet gezien worden als de baseline; een vertrekpunt voor de vooruitgang die België zal maken in het behalen van de SDGs. Het zal ook aangeven waar België de lat legt voor haar ambitie. Elke stap terug is uit den boze (het principe van “no regress”). België zal moeten aangeven hoe ze voor de 17 doelen in 2030 resultaat wil halen (groeipad). Een ander referentiepunt is het SDG dossier dat werd geschreven door de civiele maatschappij en aan de hand waarvan zij hun waakhond rol zullen blijven spelen.
*Dit zijn de gezamenlijke aanbevelingen van Platforme2030, waarvan Sensoa deel uitmaakt
Vertrekkend van de visie van Agenda 2030 en vooral de fundamentele basisbeginselen van deze agenda heeft België de taak om duurzame samenlevingen te bevorderen. De voorgestelde maatregelen moeten een rechtenaanpak, universaliteit en de intergenerationele solidariteit respecteren. Dit betekent een model uitwerken dat uitgaat van de samenhang van de drie dimensies van duurzame ontwikkeling: een economie die ten dienste staat van sociale objectieven, rekening houdende met de grenzen van de planeet.
2. Transformatief
Business as usual is niet langer een optie. De politieke wil moet er zijn om het beleid om te gooien in functie van lange termijn oplossingen. Vaak is het aantrekkelijker om op korte termijn winst te halen (cfr. discussies grondstoffenverbruik of klimaatontkenning). Opdat de genomen maatregelen in België ook effectief bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen waar ook ter wereld, moet ons land haar internationale verplichtingen respecteren, maar ook prioriteit geven aan de deze duurzame ontwikkelingsdoelstellingen die voor België het meest “transformatief” zijn .
3. Een evenwicht tussen intern en extern beleid
De Agenda 2030 is een erkenning dat elk land voor dezelfde uitdagingen staat en dat zowel het nationale als internationale beleid in functie van deze gemeenschappelijke agenda moet staan. Het houdt echter ook het risico in dat de SDG’s alle landen – ook de rijke – voorstelt als ontwikkelingslanden en zou kunnen zorgen dat rijke landen zich gaan focussen op hun eigen duurzame ontwikkeling, zich afkerend van problemen in de rest van de wereld. België mag niet in die val trappen. We merken dat ontwikkelingslanden systematisch harder getroffen worden door de globale uitdagingen. Zo hebben de toenemende extreme weersomstandigheden een ontwrichtend effect op de voedselproductie, verslechteren ze toegang tot geschikt water en belemmeren ze levensnoodzakelijke dienstverlening zoals gezondheidszorg. Het is daarom cruciaal dat de externe dimensie ook een plaats krijgt in de uitvoering van de Agenda en in de rapportering specifiek.
4. Een coherent beleid voor duurzame ontwikkeling
Elke politieke beslissing moet doordrongen zijn van het fundamentele principe van “do no harm”. Elke maatregel moet bovendien bijdragen aan de realisatie van de duurzame ontwikkelingsdoelen, rekening houdend met de linken die te maken zijn tussen de verschillende doelstellingen en gericht op de mondiale uitdagingen. Coherentie mechanismen zullen maar efficiënt zijn wanneer er daadwerkelijk politieke wil is. Om Agenda 2030 te kunnen realiseren is het noodzakelijk na te gaan in welke mate er sprake is van een coherent beleid voor duurzame ontwikkeling. Cruciaal daarbij is de integratie van de ontwikkelingsdoelstellingen en de principes van Agenda 2030 in een proces van analyse van de impact van de regelgeving op duurzame ontwikkeling (en dus een hervorming van het RIA proces) en dit op het interfederale niveau.
5. Ongelijkheid aanpakken
Voor het wegwerken van ongelijkheid vragen wij de Belgische overheid werk te maken van een eerlijke verdeling van, en gelijke toegang tot, middelen, kansen en inspraak. Herverdeling van middelen gaat hand in hand met de herverdeling van macht (democratische inspraak van mensen in besluitvorming). Hiertoe vragen wij dat de overheid het juiste mechanismen om ongelijkheid weg te werken in alle sectoren introduceert en opvolgt (bv. gelijke toegang tot onderwijs, gezondheidszorg, waardig werk inbegrepen sociale bescherming, loonbeleid, gelijk loon voor gelijkwaardig werk, progressieve belastingen, inspraak ruimte…enz.). En dit voor alle groepen in onze samenleving: vrouwen, mannen, jongeren, migranten, personen met een beperking, … ongeacht hun gender, leeftijd, afkomst of woonplaats. Zonder politieke maatregelen, beleid of mechanismen voor rechtvaardige herverdeling haalt enkel een kleine groep voordeel uit een toegenomen economische groei.
6. Genderdimensie
Gendergelijkheid en duurzame ontwikkeling veronderstellen elkaar. De genderdimensie van Agenda 2030 is veel ruimer dan enkel het uitvoeren van doelstelling vijf. In iedere doelstelling moet rekening gehouden worden met gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes. Een doorgevoerde genderanalyse van de implementatie van de SDG’s, in nauwe samenwerking met de betrokken stakeholders, is nodig. In deze analyse en vooral ook in het aanreiken van oplossingen en strategieën moet rekening gehouden worden met de aanbevelingen van de VN Commissie Status van de Vrouw.
7. Samenwerking
Betrek alle verschillende actoren van de civiele samenleving (niet-gouvernementele organisaties, vakbonden, academici, media, …) op de realisatie van de 2030 Agenda. Biedt hen de mogelijkheden om hun rol als ‘watchdog’ te vervullen. Dit vraagt een vlotte doorstroom van informatie, openheid en communicatie. Optimaliseer de uitwisseling en samenwerking tussen de verschillende (regionale) regeringen, ministeries, administraties en parlementen van België. Maar bovenal zorg voor gedragen maatregelen om diepe verandering te garanderen. België moet dit jaar gebruiken om SDG zichtbaar te maken, ook voor het brede publiek.
8. De middelen mogen niet achterblijven
De internationale financiële architectuur kent een aantal grote obstakels: belastingontwijking, subsidies aan fossiele brandstoffen en niet duurzame industrieën, gebrek aan institutionele democratie, het niet respecteren van internationale engagementen zoals de bijdrage aan de officiële ontwikkelingshulp etc. De VN schatten de extra kost voor de realisatie van Agenda 2030 op 2500 miljard dollar. Naast de beperkte engagementen genomen tijdens de conferentie van Addis Abeba, is er nood aan reële wil om financiering te mobiliseren. Fiscale hervormingen zouden moeten gerealiseerd worden in alle landen, te beginnen bij België. We roepen de Belgische regering ook op om weer het groeipad naar de 0,7 procent van het BNP ten gunste van de ontwikkelingshulp in te zetten, en om de impact te minimaliseren van de Belgisch budgettaire beperkingen op de solidariteit met de bevolking van ontwikkelingslanden.
9. Geschikte indicatoren
België moet eigen indicatoren aannemen en ontwikkelen om de implementatie van Agenda 2030 te kunnen opvolgen en evalueren. De globale VN indicatoren, de al bestaande indicatoren voor duurzame ontwikkeling en de indicatoren om welvaart buiten BNP te meten, kunnen dit proces inspireren. De eerste aanzet van evaluatie van het Plan Bureau is onvoldoende. Er worden te veel zaken buiten beschouwing gelaten, niet in het minst de inspanningen naar andere landen toe. Bovendien moeten voor alle persoonsgebonden materies deze aangevuld worden met genderindicatoren en/of naar sekse opgesplitste gegevens, alsook het effect op de jeugd. Daarnaast is een kwalitatieve evaluatie nodig. Deze moet uitgaan van overleg en participatie van de civiele organisaties en van democratische betrokkenheid van de parlementen.
10. Het rapport als het vertrekpunt voor de komende 15 jaar
De National Voluntary Review 2017 moet gezien worden als de baseline; een vertrekpunt voor de vooruitgang die België zal maken in het behalen van de SDGs. Het zal ook aangeven waar België de lat legt voor haar ambitie. Elke stap terug is uit den boze (het principe van “no regress”). België zal moeten aangeven hoe ze voor de 17 doelen in 2030 resultaat wil halen (groeipad). Een ander referentiepunt is het SDG dossier dat werd geschreven door de civiele maatschappij en aan de hand waarvan zij hun waakhond rol zullen blijven spelen.
*Dit zijn de gezamenlijke aanbevelingen van Platforme2030, waarvan Sensoa deel uitmaakt