
Overbevolking is volgens hoogleraar bio ethiek Peter Singer (DM, 7 juli) een taboe geworden “door een bizarre coalitie van enerzijds het Vaticaan, dat altijd al tegen anticonceptie en geboortebeperking is geweest, en anderzijds radicale feministen, die voorrang gaven aan de vrijheid van de vrouw om zelf uit te maken hoeveel kinderen ze krijgt.” Ik verslikte me in mijn koffie. Peter Singer kan bezwaarlijk een tegenstander van vrouwenrechten genoemd worden. En inderdaad, onmiddellijk daarop stelde de hoogleraar dat die feministen “een punt hadden, namelijk dat gezinsplanning een recht is van de vrouw.” ”Maar”, zo ging hij verder, “op collectief niveau leidt dit tot problemen die ze vergeten mee te nemen in hun afweging, namelijk dat een toename van het aantal jonge kinderen ook zorgt voor de noodzaak van meer scholen, ziekenhuizen, banen en ga zo maar door”. Werkelijk, zouden feministen dat vergeten zijn?
Zij die op de barricades staan voor het recht van elke persoon om zelf te kunnen beslissen of, hoeveel en wanneer ze kinderen krijgen zijn net diegenen die onvermoeid ijveren voor de universele toegang tot anticonceptie. Dat we daar ver van verwijderd blijven blijkt uit het Countdown 2030 Europe rapport dat vandaag op Wereldbevolkingsdag verschijnt: in lage en middeninkomenslanden wordt 80% van de anticonceptie uit eigen zak betaald. Voor wie nog geen twee dollar per dag verdient is dat een aanslag op het gezinsbudget. Het zijn dan ook feministen, waar ik ook mezelf toereken, die aandringen om van investeringen in anticonceptie een prioriteit te maken. Dat doen ze door erkenning te vragen voor de reproductieve rechten van elke mens en te wijzen op de vele voordelen van gezinsplanning. Het verminderen van de druk op publieke voorzieningen is er daar één van.
Of gezinsplanning ook het redmiddel voor de klimaatsverandering is een andere vraag. Daarover bestaat geen sluitend wetenschappelijk bewijs. Een studie door onze landgenoot Simon Calcoen voor de Wereldgezondheidsorganisatie concludeerde dat de veronderstelling dat ‘minder kinderen’ automatisch een lagere uitstoot betekent “de realiteitstest niet doorstaat”. Een betere toegang tot gezondheidsdiensten en het terugdringen van de armoede leiden namelijk tot een daling van het sterftecijfer, gevolgd door een daling van het geboortecijfer. Op weg naar een hogere levensstandaard groeit echter ook de ecologische voetafdruk die het veronderstelde positieve effect van ‘minder kinderen’ op de totale uitstoot teniet doet. Maar belangrijker is dat we de toename in CO2-uitstoot in ontwikkelingslanden niet op gelijke hoogte kunnen stellen met de CO2-uitstoot door overconsumptie in onze landen. “Wat prioriteit zou moeten krijgen is de ontwikkelingsnoden van het Zuiden te (helpen) realiseren, maar dan op een milieuvriendelijker wijze dan de huidige industrielanden hun dat hebben voorgedaan”, zo concludeerde de studie. Daarnaast moeten industrielanden een voorbeeld stellen door alternatieve consumptiewijzen te promoten: het beperken van de overconsumptie in het Noorden heeft een veel directere impact op het klimaat dan een laag vruchtbaarheidscijfer in het Zuiden.
Wil dat zeggen dat de voordelen van gezinsplanning relatief zijn? Allerminst. Het gaat over het recht van vrouwen om zelf te kunnen beslissen over het krijgen van kinderen en de grootte van hun gezin. Onderzoek wijst uit dat als vrouwen degelijke informatie en toegang krijgen tot moderne vormen van anticonceptie, zij ook verkiezen aan gezinsplanning te doen. Het in mei gepubliceerde rapport van de Lancet Commissie over seksuele en reproductieve gezondheid en rechten berekende dat het inlossen van de nood aan gezinsplanning jaarlijks 67 miljoen ongeplande zwangerschappen kan voorkomen en samen met investeringen in moeder-kindzorg kan leiden tot 75% minder moeder- en kindsterftes. Gezinsplanning mag echter niet gereduceerd worden tot een middel om de klimaatverandering – waarvoor het vervuilende Noorden historisch verantwoordelijk is – te bestrijden. En al helemaal niet als het veronderstelde effect niet eens bewezen is.
Marlies Casier is beleidsmedewerkster internationaal bij Sensoa.
Dit opiniestuk werd gepubliceerd in de Morgen op 11 juli 2018, Wereldbevolkingsdag.
Of gezinsplanning ook het redmiddel voor de klimaatsverandering is een andere vraag. Daarover bestaat geen sluitend wetenschappelijk bewijs. Een studie door onze landgenoot Simon Calcoen voor de Wereldgezondheidsorganisatie concludeerde dat de veronderstelling dat ‘minder kinderen’ automatisch een lagere uitstoot betekent “de realiteitstest niet doorstaat”. Een betere toegang tot gezondheidsdiensten en het terugdringen van de armoede leiden namelijk tot een daling van het sterftecijfer, gevolgd door een daling van het geboortecijfer. Op weg naar een hogere levensstandaard groeit echter ook de ecologische voetafdruk die het veronderstelde positieve effect van ‘minder kinderen’ op de totale uitstoot teniet doet. Maar belangrijker is dat we de toename in CO2-uitstoot in ontwikkelingslanden niet op gelijke hoogte kunnen stellen met de CO2-uitstoot door overconsumptie in onze landen. “Wat prioriteit zou moeten krijgen is de ontwikkelingsnoden van het Zuiden te (helpen) realiseren, maar dan op een milieuvriendelijker wijze dan de huidige industrielanden hun dat hebben voorgedaan”, zo concludeerde de studie. Daarnaast moeten industrielanden een voorbeeld stellen door alternatieve consumptiewijzen te promoten: het beperken van de overconsumptie in het Noorden heeft een veel directere impact op het klimaat dan een laag vruchtbaarheidscijfer in het Zuiden.
Wil dat zeggen dat de voordelen van gezinsplanning relatief zijn? Allerminst. Het gaat over het recht van vrouwen om zelf te kunnen beslissen over het krijgen van kinderen en de grootte van hun gezin. Onderzoek wijst uit dat als vrouwen degelijke informatie en toegang krijgen tot moderne vormen van anticonceptie, zij ook verkiezen aan gezinsplanning te doen. Het in mei gepubliceerde rapport van de Lancet Commissie over seksuele en reproductieve gezondheid en rechten berekende dat het inlossen van de nood aan gezinsplanning jaarlijks 67 miljoen ongeplande zwangerschappen kan voorkomen en samen met investeringen in moeder-kindzorg kan leiden tot 75% minder moeder- en kindsterftes. Gezinsplanning mag echter niet gereduceerd worden tot een middel om de klimaatverandering – waarvoor het vervuilende Noorden historisch verantwoordelijk is – te bestrijden. En al helemaal niet als het veronderstelde effect niet eens bewezen is.
Marlies Casier is beleidsmedewerkster internationaal bij Sensoa.
Dit opiniestuk werd gepubliceerd in de Morgen op 11 juli 2018, Wereldbevolkingsdag.