Het recht van vrouwen op een veilige abortus moet door alle landen gegarandeerd worden. Toch blijkt uit een recente studie van de International Planned Parenthood Federation (IPPF) dat er in verschillende Europese en Centraal-Aziatische landen nog te veel barrières worden opgetrokken door wetgevers, ambtenaren en zorgverstrekkers.
In België is het recht op abortus een brandend actueel thema. Nieuwe cijfers verzameld door de abortus-evaluatiecommissie tussen 2011 en 2018 lekten recent en liggen ter bespreking in de Kamer. Het thema bepaalt zelfs in zekere mate hoe de federale regering eruit zou kunnen zien. De nieuwe wet zou onze Belgische termijn voor zwangerschapsafbreking van 12 weken tot 18 weken verlengen. Geen beter moment om de vergelijking te maken met andere Europese landen.
In België is het recht op abortus een brandend actueel thema. Nieuwe cijfers verzameld door de abortus-evaluatiecommissie tussen 2011 en 2018 lekten recent en liggen ter bespreking in de Kamer. Het thema bepaalt zelfs in zekere mate hoe de federale regering eruit zou kunnen zien. De nieuwe wet zou onze Belgische termijn voor zwangerschapsafbreking van 12 weken tot 18 weken verlengen. Geen beter moment om de vergelijking te maken met andere Europese landen.
IPPF, de federatie waar Sensoa deel van uit maakt, bracht via een vrijwillige survey de abortuswetgeving in kaart in 42 Europese en Centraal-Aziatische landen. Ze vertrokken vanuit het internationale rechtskader dat stelt dat staten het recht van vrouwen over of, hoeveel en wanneer ze kinderen wensen te krijgen, verplicht moeten garanderen. Bovendien stelt het internationaal recht dat als staten gezondheidszorg specifiek en enkel voor vrouwen criminaliseren, ze niet alleen de reproductieve rechten van vrouwen schenden maar dat ze ook vrouwen discrimineren. Het beperken van het recht op abortus wordt in het internationaal recht dan ook vaak als een vorm van gender gerelateerd geweld en zelfs foltering beschouwd, evenals een schending van ‘het recht op leven’ voor vrouwen. Hoe nationale wetgeving internationaal recht navolgt, is dus uiterst bepalend voor de reproductieve gezondheid en rechten van vrouwen.
Wettelijk ingebouwde drempels
Uit de survey bleek dat in 37 van 42 Europese en Centraal-Aziatische deelnemende landen, abortus nog steeds deel uitmaakt van het strafrecht, iets dat volgens internationale rechtsverdragen de autonomie van vrouwen en meisjes ondermijnt. (Ter vergelijking, in België is abortus in 2018 uit het strafrecht gehaald.) Niet alleen staat abortus nog in het strafrecht beschreven, het is ook vaak enkel wettelijk binnen een bepaald tijdsbestek. In de 42 deelnemende landen is dit gemiddeld 12 weken, zoals in België. Vrouwen worden zich echter vaak pas rond de 6e week bewust dat ze zwanger zijn en hebben daardoor slechts ongeveer één maand de tijd om een beslissing te nemen.
Daarnaast zijn er in verschillende onderzochte landen andere restricties, zoals wachtperiodes, medische toestemming en slechte administratie die in de praktijk de toegang tot reproductieve zorg vertragen, bemoeilijken of onmogelijk maken.
Zeer grote nationale verschillen in het recht op abortus
De survey toont vooral aan dat er nog steeds zeer grote nationale verschillen bestaan i.v.m. abortus. Als haar leven of gezondheid in gevaar is, heeft een vrouw of meisje misschien betere toegang tot abortuszorg in Nederland of Montenegro; als ze een abortus nodig heeft als gevolg van seksueel geweld, wordt ze misschien wel beter ondersteund in Israël of in de Republiek Noord Macedonië. Daarnaast bestaat er in sommige landen een grote (impliciete) druk op vrouwen om niet voor abortus te kiezen, zo moeten vrouwen in Hongarije twee verplichte infosessies volgen (over adoptie, bevallen en anticonceptie bijvoorbeeld), voordat ze de procedure mogen opstarten.
In alle 42 landen is abortus mogelijk als het leven van de moeder in gevaar is, maar nog te vaak hangt het oordeel over levensgevaar af van de willekeur van de dokter. Opvallend is ook het verschil in aanpak rond de toegang tot zwangerschapsafbreking na incest of verkrachting, iets waartoe staten volgens het internationale recht wel verplicht zijn. In 13 van de 42 landen wordt abortus na een verkrachting niet expliciet als een recht in de wet opgenomen. Vrouwen moeten in deze landen dus zorgen dat ze op andere gronden wettelijk een zwangerschap kunnen afbreken. 29 landen vermelden dit wel expliciet, maar ook hier verschilt de laagdrempelige toegang tot abortus sterk. Veelal worden vrouwen verplicht om zware medische onderzoeken te ondergaan, die het vooraf opgelopen trauma versterken. Even opvallend is dat de helft van de landen abortus ten gevolge van incest niet expliciet hebben opgenomen als een mogelijke reden tot zwangerschapsafbreking in de wetgeving. In Litouwen bijvoorbeeld moet een vrouw voor de rechtbank eerst bewijzen dat ze zwanger is door incest, voor ze wettelijk toegang krijgt tot abortus. Dit soort praktijken zet meisjes en vrouwen onder druk om de zwangerschap te voltooien tegen hun wil.
De kracht van overtuiging
De verplichte consultaties die in veel landen opgelegd worden, werden in 5 landen ook expliciet benoemd als ‘overtuigingssessies’ om de vrouwen van gedachten te doen veranderen. Dit ondermijnt uiteraard het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen. In Rusland moeten vrouwen zelfs een verplichte psychologische screening ondergaan. Daarnaast is in 31 landen de ouderlijke toestemming nodig voor meisjes tussen 14 en 18 jaar indien ze hun zwangerschap willen afbreken, wat in de praktijk ook zeer hoge drempels installeert. Voor veel jongeren is de angst hun ouders teleur te stellen of te worden verstoten door familie en vrienden immers groot.
Het verkrijgen van toestemming is vaak niet de enige drempel die de toegang tot reproductieve zorg belemmert. Andere drempels in alle deelnemende landen gaan van institutionele vereisten voor abortus tot de locatie van zorgcentra, de reiskosten, de kostprijs van de ingreep, de houding van medisch personeel, evenals de toegang tot informatie en nazorg.
Tenslotte ligt de grootste uitdaging in bepaalde landen in het weigeren van zorg door dokters, op basis van hun overtuiging en het gebrek aan doorverwijzing. Hierdoor blijven hele provincies of districten zonder legale abortuszorg. In België zijn artsen verplicht om vrouwen door te verwijzen naar een arts of faciliteit waar ze wel terecht kunnen.
Wettelijk ingebouwde drempels
Uit de survey bleek dat in 37 van 42 Europese en Centraal-Aziatische deelnemende landen, abortus nog steeds deel uitmaakt van het strafrecht, iets dat volgens internationale rechtsverdragen de autonomie van vrouwen en meisjes ondermijnt. (Ter vergelijking, in België is abortus in 2018 uit het strafrecht gehaald.) Niet alleen staat abortus nog in het strafrecht beschreven, het is ook vaak enkel wettelijk binnen een bepaald tijdsbestek. In de 42 deelnemende landen is dit gemiddeld 12 weken, zoals in België. Vrouwen worden zich echter vaak pas rond de 6e week bewust dat ze zwanger zijn en hebben daardoor slechts ongeveer één maand de tijd om een beslissing te nemen.
Daarnaast zijn er in verschillende onderzochte landen andere restricties, zoals wachtperiodes, medische toestemming en slechte administratie die in de praktijk de toegang tot reproductieve zorg vertragen, bemoeilijken of onmogelijk maken.
Zeer grote nationale verschillen in het recht op abortus
De survey toont vooral aan dat er nog steeds zeer grote nationale verschillen bestaan i.v.m. abortus. Als haar leven of gezondheid in gevaar is, heeft een vrouw of meisje misschien betere toegang tot abortuszorg in Nederland of Montenegro; als ze een abortus nodig heeft als gevolg van seksueel geweld, wordt ze misschien wel beter ondersteund in Israël of in de Republiek Noord Macedonië. Daarnaast bestaat er in sommige landen een grote (impliciete) druk op vrouwen om niet voor abortus te kiezen, zo moeten vrouwen in Hongarije twee verplichte infosessies volgen (over adoptie, bevallen en anticonceptie bijvoorbeeld), voordat ze de procedure mogen opstarten.
In alle 42 landen is abortus mogelijk als het leven van de moeder in gevaar is, maar nog te vaak hangt het oordeel over levensgevaar af van de willekeur van de dokter. Opvallend is ook het verschil in aanpak rond de toegang tot zwangerschapsafbreking na incest of verkrachting, iets waartoe staten volgens het internationale recht wel verplicht zijn. In 13 van de 42 landen wordt abortus na een verkrachting niet expliciet als een recht in de wet opgenomen. Vrouwen moeten in deze landen dus zorgen dat ze op andere gronden wettelijk een zwangerschap kunnen afbreken. 29 landen vermelden dit wel expliciet, maar ook hier verschilt de laagdrempelige toegang tot abortus sterk. Veelal worden vrouwen verplicht om zware medische onderzoeken te ondergaan, die het vooraf opgelopen trauma versterken. Even opvallend is dat de helft van de landen abortus ten gevolge van incest niet expliciet hebben opgenomen als een mogelijke reden tot zwangerschapsafbreking in de wetgeving. In Litouwen bijvoorbeeld moet een vrouw voor de rechtbank eerst bewijzen dat ze zwanger is door incest, voor ze wettelijk toegang krijgt tot abortus. Dit soort praktijken zet meisjes en vrouwen onder druk om de zwangerschap te voltooien tegen hun wil.
De kracht van overtuiging
De verplichte consultaties die in veel landen opgelegd worden, werden in 5 landen ook expliciet benoemd als ‘overtuigingssessies’ om de vrouwen van gedachten te doen veranderen. Dit ondermijnt uiteraard het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen. In Rusland moeten vrouwen zelfs een verplichte psychologische screening ondergaan. Daarnaast is in 31 landen de ouderlijke toestemming nodig voor meisjes tussen 14 en 18 jaar indien ze hun zwangerschap willen afbreken, wat in de praktijk ook zeer hoge drempels installeert. Voor veel jongeren is de angst hun ouders teleur te stellen of te worden verstoten door familie en vrienden immers groot.
Het verkrijgen van toestemming is vaak niet de enige drempel die de toegang tot reproductieve zorg belemmert. Andere drempels in alle deelnemende landen gaan van institutionele vereisten voor abortus tot de locatie van zorgcentra, de reiskosten, de kostprijs van de ingreep, de houding van medisch personeel, evenals de toegang tot informatie en nazorg.
Tenslotte ligt de grootste uitdaging in bepaalde landen in het weigeren van zorg door dokters, op basis van hun overtuiging en het gebrek aan doorverwijzing. Hierdoor blijven hele provincies of districten zonder legale abortuszorg. In België zijn artsen verplicht om vrouwen door te verwijzen naar een arts of faciliteit waar ze wel terecht kunnen.